Draaipoorten kunnen op 3 manieren worden voorzien van een motoraandrijving.
De meest klassieke manier is een bovengrondse spindelaandrijving (zie foto). Aan de binnenzijde van de poort komen aan de onderligger en de poortpaal motoren te hangen. Deze motoren zijn geschikt voor poorten waarbij de poortpalen maximaal 20 cm dik zijn.
Voor poorten die aan dikkere palen worden gemonteerd bestaan er zgn. knik-arm-motoren. Ook hier komen aan de binnenzijde van de poort aan de onderligger en de poortpaal de motoren te hangen. Omdat de motoren zijn voorzien van een losse arm met 3 scharnieren kan de motor worden gemonteerd op een veel dikkere paal. Vaak is dit een gemetselde kolom:
Voor iedereen die een motor storend vind om naar te kijken is er een ondergrondse motoraandrijving. In de bestrating, dus (deels) onder peil, wordt dan een bak waarin de motor die de vleugel laat bewegen gemonteerd. De motor wordt afgedekt met een stalen plaat, die als enige zichtbaar blijft:
